<< vorige artikel • alle artikelen • volgende artikel >>
Week 37 – Eik
Wanneer in het Nederlands over de eik gesproken wordt, gaat het meestal over de zomereik. Deze boom kan met voldoende ruimte uitgroeien tot een flinke boom en kan honderden jaren oud worden. Eiken zijn een bron van leven voor allerlei planten en dieren.
De zomereik groeit al duizenden jaren in Europese bossen. Hierdoor hebben zich op en rond de eik planten en dieren ontwikkeld die specifiek zijn afgestemd op deze boom: korstmossen, allerlei paddenstoelen en zwammen, honderden soorten insecten, zoogdieren en vogels. In eikenbossen vind je meer vogels dan in bossen van andere boomsoorten. En van alle planten is de eik het rijkst aan insecten.
De kroon van een eik laat relatief veel licht voor. Gunstig voor plantengroei aan de voet van de eik. Tussen de vele planten vind je dan ook allerlei dieren die daar veilig naar voedsel zoeken, slapen of nestelen. Voor vogels is niet alleen deze plantengroei onder de eik aantrekkelijk, maar ook de grillige vorm van de boom die meer nestmogelijkheden biedt plus de rijkdom aan insecten op de boom.
Het blad van de eik is voedsel voor een aantal bladetende insectensoorten zoals de rupsen van twee kleine nachtvlinders, de wintervlinder en de groene eikenbladroller. In mei en juni kunnen de rupsen een plaag worden en hele eikenbossen kaal eten. Als dit gebeurt, kan de eik een tweede keer bladeren vormen. Dit vraagt veel energie van de eik wat ten koste gaat van zijn groei in zo’n jaar. Ook kevers, bladluizen en galwespen knabbelen graag aan een eikenblad.
Tientallen insectensoorten vormen gallen bij de eik, zoals de galwesp. De vrouwtjes van de eikengalwesp leggen op de onderkant van eikenbladeren hun eitjes. De eik kapselt deze in met zijn bladweefsel tot 3 centimeter grote, gele tot rode galappels. Hierin ontwikkelt de larve zich, die eet van het galweefsel dat het eikenblad produceert. Gallen zijn weer voedsel voor spechten, mezen, muizen en sluipwespen.
Een dode eik vergaat heel langzaam. Spechten kunnen daardoor naar hartenlust gaten in de boom hakken. De spechtengaten plus de rottingsgaten vormen weer slaap- schuil- of nestplaatsen voor onder andere vleermuizen en muizen. De vleermuizen komen, net als vogels, ook af op de vele vlinders bij de eik, die ze graag verorberen. En vogels en muizen zijn ook niet vies van een lekkere rups die naar beneden valt.
Afhankelijk van de standplaats worden vrijstaande eiken 15-25 meter, soms 30-35 meter hoog. De kroon kan zeer breed uitgroeien, tot een koepel van 25 meter en soms 35-40 meter breed. In bossen bereiken eiken hoogtes van 20-30 meter, in optimale omstandigheden 35-40 meter. In gesloten bosopstanden vormt de eik een lange rechte stam met een hoog aangezette, relatief kleine kroon.
Op arme bodems groeien eiken langzaam en ontwikkelen ze meestal spichtige of gedrongen vormen. Op vruchtbaarder en voldoende vochthoudende bodems groeien ze veel sneller en kunnen ze formidabele afmetingen bereiken.
Voor zijn voortbestaan is de eik vooral afhankelijk van de gaai en van de eekhoorn. Een eikel valt niet ver van de boom en kan onder het bladerdak van de boom niet uitgroeien. De eik is dus aangewezen op dieren om de eikel verder van de boom te verplaatsen. Eekhoorns begraven voorraden eikels voor de winter. Als een eekhoorn omkomt of de voorraad niet of onvolledig aanspreekt of vergeet, is dat een ideale plaats voor de eikels om te ontkiemen.
——
Deze tekst is geschreven door een vrijwilliger van Gezond Natuur Wandelen.
——
Tags bij dit artikel: