<< vorige artikel • alle artikelen • volgende artikel >>
Week 30B – De Brandnetel
Urtica
Een plant die we willen vermijden, maar die ons zoveel te bieden heeft!
De Brandnetel is een plantengeslacht waarvan in Nederland en België de grote brandnetel, Urtica dioica, en de kleine brandnetel, Urtica urens, voorkomen. Het geslacht kent tussen de 30 en 45 soorten, waarvan er 4 in Midden-Europa voorkomen.
De naam Urtica betekent ‘jeukende huiduitslag door brand’ vanwege het prikkende karakter van de plant en dioica ‘tweehuizig’, dat verwijst naar de scheiding van de mannelijke en vrouwelijke planten. De grote brandnetel heeft dan ook uitsluitend stamper- of meeldraadbloemen. De kleine brandnetel is echter éénhuizig, dus mannelijk en vrouwelijk tegelijk. Urens komt van het Latijnse woord urere dat ‘branden’ betekent. De Nederlandse naam ’netel’ is afgeleid van het Angelsaksische woord noedl ofwel ‘naald’.
De Brandnetel heeft groene, sterk zaagvormig bladeren met een donzige onderkant. De bloemtrossen van de grote brandnetel hangen in okselstandige aren, van de kleine brandnetel staan ze rechtop.
Het belangrijkste kenmerk van de brandnetel is dat hij aan de bovenzijde en rand van de bladeren en langs de stengel bedekt is met brandharen. Dit zijn fijne holle haartjes, die een brandend gevoel geven wanneer de breekbare punt afbreekt. De haren bevatten histamine en diverse zuren, zoals mierenzuur, die blaren, branderige plekken, jeuk en een geprikkelde irritatie op de huid veroorzaken. Dit is echter snel te verhelpen door de brandplek in te wrijven met een via de onderkant dichtgevouwen brandnetelblad of met bladeren van bijvoorbeeld hondsdraf, fluitenkruid of zuring (planten die vaak in de nabijheid van brandnetels groeien).
Niettemin wordt brandnetel ook wel in de keuken gebruikt, bijvoorbeeld voor soep of kruidenthee. De brandharen verliezen hun werking door de bladeren te koken of te drogen. De jonge bovenste bladeren kunnen het hele jaar worden gegeten als spinazie of soep.
In Marshwood, een dorpje in Engeland, wordt jaarlijks een wedstrijd ‘brandnetel eten’ gehouden. Hierbij worden de bladeren met de vingers tot een prop gevouwen, met de niet stekende onderzijde aan de buitenkant, waarna de prop wordt ingeslikt. Het maagzuur in de maag neutraliseert de brandharen.
De brandnetel bloeit van juni tot oktober. De grote brandnetel heeft een vierkante, borstelige stengel, die 2 meter hoog kan worden. De plant is algemeen voorkomend en is te vinden naast wegen, bosranden en verwaarloosde tuinen. De plant gedijt vrijwel overal maar heeft een voorkeur voor een goed bemeste bodem zoals bij composthopen of aan de rand van een akker.
De kleine brandnetel is vooral op moestuinen en akkerlanden te vinden, maar ook op opengewerkte grond in de duinen.
Veel insecten voeden zich met brandnetel, zoals bijen en vlinders. De dagpauwoog, kleine vos, atalanta en de gehakkelde aurelia kunnen zelfs niet leven zonder de brandnetel. Het zijn overigens niet de vlinders die van deze plant eten, maar de rupsen. Zij lusten buiten brandnetel helemaal niets anders en daarom is deze enigszins gehate plant zo belangrijk. Maar niet alleen daarvoor:
De plant is door de eeuwen heen voor veel doeleinden gebruikt. Zo werden de stugge vezels gebruikt om stoffen van te weven. Dit werd door Hans Christian Andersen vereeuwigd in het sprookje van de prinses en de 11 zwanen: de mantels die zij voor hen moesten maken vóór zonsopgang maakte ze van brandnetels.
De plant werd ook gebruikt bij de productie van papier. En in 1835 ontdekte de kruidkundige Dr. Vogel, na een bezoek aan de indianen, dat brandnetel zijn patiënten genas van scheurbuik.
Romeinse soldaten zouden de soort Urtica pilulifera mee naar het noorden hebben genomen. De Engelse benaming voor deze soort is ook is Roman nettle. Ze gebruikten het tegen de kou. Hiervoor stampten ze de plant fijn in olie en wreven zich ermee in. De plant komt nog altijd voor bij Romeinse ruïnes in Noord-Europa.
Rondtrekkende zigeuners zaaiden overal waar ze kwamen brandnetel vanwege de hoge voedingswaarde ervan.
Brandnetel staat bekend als een thee geschikt voor een voorjaarskuur vanwege zijn reinigende werking. Wat veel minder bekend is, is dat brandnetel dat reinigingswerk ook doet in de grond, als er te veel stikstof in zit. Het is dus als het ware het vuilnisverwerkingsbedrijf van de plantenwereld. Als het werk erop zit, verdwijnt de brandnetel vanzelf weer.
Hoewel de brandnetel bekend staat om zijn prikkende werking wordt de plant ironisch genoeg gebruikt bij huidaandoeningen, zoals eczeem en aanverwante allergieën. Brandnetel is bovendien bacteriedodend, ontgiftend en bloedzuiverend en daarom ook heel geschikt bij infectieziekten. Door de samentrekkende en bloedstelpende eigenschappen kan de plant ook worden toegepast bij ernstige bloedingen van wonden of bij de menstruatie. De aanwezigheid van vitamine C en ijzer maken het kruid zeer geschikt als tonicum bij bloedarmoede en ijzertekort. Brandnetelsap en -thee zijn daarom ook nuttige dranken bij zwangerschap of borstvoeding en heilzaam bij jicht en gewrichtsontstekingen. De penwortel wordt ook wel gebruikt om een vergrote prostaat te behandelen en tinctuur van het brandnetelsap kan worden gebruikt bij haaruitval.
De thee is licht vochtafdrijvend en te gebruiken bij diarree of andere spijsverteringsstoornissen.
Verder wordt brandnetel gebruikt bij stijve en pijnlijke gewrichten, verbrandingen, bloedneus, netelroos, ontstoken psoriasis, allergische aandoeningen, zoals hooikoorts en astma. Een uiterst veelzijdige plant dus!
——
Deze tekst is geschreven door een vrijwilliger van Gezond Natuur Wandelen.
——
Tags bij dit artikel: