<< vorige artikel • alle artikelen • volgende artikel >>
Week 15B – Bestuiving en bevruchting van fruitbomen
De bestuiving en bevruchting van fruitbomen begint in april en mei wanneer de bloesem tevoorschijn komt. Om de bloemen te veranderen in vruchten moet bestuiving plaatsvinden. De bestuiving gebeurt door de wind en insecten. Er zijn ook zelf bestuivende fruitbomen, die geven minder vruchten. De bestuivende boom moet wel van dezelfde soort zijn.
Over de appel- en perenboom hieronder een wat specifieker verhaaltje.
De appel of peer wordt ‘geboren’ uit de bloem van de boom, via meeldraad en stamper. Als een bij door de wind zoeft, worden zijn haren door de wind magnetisch. Als de bij dan op een bloesem neerstrijkt, blijven er wat stuifmeelkorrels aan zijn haren hangen. Zoekend naar nectar, komt hij bij de stamper die hunkert naar stuifmeelkorrels. Een korrel plakt vast op de kleverige top. De korrel begint te groeien en boort een buis in het binnenste van de stamper waar een eitje verborgen zit. Die ontmoeten elkaar en vloeien samen tot een nieuw appel- of perenleven. Het bevruchte eitje wordt een miniatuurboompje verpakt in een pit. Daar omheen groeit vruchtvlees. Dan is de appel of peer compleet en na enige tijd rijp om te plukken en te eten.
Te rijpe vruchten vallen van de boom. De appel of peer gaat rotten. Vlinders komen daar op af zoals de kleine vos, atalanta en de dagpauwoog. Ze peuren met hun zuigtongen het sap onder de schil (die week geworden is) vandaan. Het naaktslakje doet ook mee aan de ontmanteling van de pit, die later gaat kiemen. Na aanraking met het vocht van de aarde groeit de kiemende pit uit tot een zaailing. Nieuw leven. De kring is rond.
——
Deze tekst is geschreven door een vrijwilliger van Gezond Natuur Wandelen.
——
Tags bij dit artikel: