<< vorige artikel • alle artikelen • volgende artikel >>
Week 8 – Wilg
Salix
Wilgen zijn snelgroeiende planten met een grote lichtbehoefte, die over het algemeen van een vochtige bodem houden. In Nederland komen ze dan ook veel voor op de grens van land en water, dus langs sloten en plassen. Vandaar dat we veel wilgen, vooral de zogenaamde schietwilg, onder andere langs de Meerwijkplas en in de Poelbroekpolder tegenkomen.
De wilg (Salix) is een geslacht van tweehuizige bomen en struiken uit de wilgenfamilie (Salicaceae).Wilgen zijn bladverliezende bomen met verspreide bladstand. De meeste soorten maken een stam. Het zijn pioniersplanten, die langs rivieren met name ontkiemen in ooibossen. Doordat de wortels de grond luchtig maken en door de humusvorming van blad en takafval, wordt de grond geschikt voor soorten die volgen, zoals es en eik.
De bloeiwijze van de wilg heeft de vorm van een katje en groeit uit de zijknoppen van een eenjarige twijg. De wilgenkatjes zitten of staan, dit in tegenstelling tot de hangende katjes bij populieren. De pluizige zaden worden door de wind verspreid, maar zijn slechts korte tijd kiemkrachtig. De meeste soorten zijn te vermenigvuldigen door middel van stekken. Wilgen zijn voor insecten een belangrijke leverancier van stuifmeel. Met name diverse solitaire bijen zijn afhankelijk van bloeiende wilgen.
Wilgensoorten
Het geslacht Salix omvat ongeveer driehonderd soorten, waarvan er zo’n twaalf in Nederland en België voorkomen. De Schietwilg is hiervan de meest voorkomende. De meest bekende soorten die niet van nature in Nederland voorkomen, zijn de Treurwilg en de Kronkelwilg.
Schietwilg
De Schietwilg ‘schiet gemakkelijk uit de grond’ en kan tot 25 m hoog worden. Schietwilgen kunnen worden geknot en worden dan Knotwilgen genoemd. In een vlak en open landschap is het knotten soms noodzakelijk om te voorkomen dat de bomen door een najaarsstorm worden geveld. Van de jonge, nog dunne wilgenstammetjes vlecht ik kransen, die ik versier en behang met onder andere lekkers voor de vogels (vetbollen, dennenappels met pindakaas en vogelzaad, appeltjes, takken met bessen enz.) om in mijn tuin te hangen als decoratieve ‘vogelsnoepkransen’.
Knotwilg
Een knotwilg ontstaat doordat een wilg (veelal dus een Schietwilg) op ongeveer 2 m hoogte wordt afgezaagd en daar uitlopers (waterloten oftewel wilgentenen) vormt, die regelmatig gesnoeid (geknot) worden. De wilgentenen worden tegenwoordig vooral gebruikt om manden en tuinschermen te maken. Vroeger werden wanden van hutten gemaakt van vlechtwerk van wilgentenen, afgedicht met klei, en funderingen van dijken werden gelegd op matten van gevlochten wilgentenen. Deze zinkstukken blijven op hun plaats door ze af te zinken met basaltstenen. Ze beschermen de bodem tegen erosie.
Knotwilgen bepalen in belangrijke mate het typisch Hollandse en Vlaamse landschap. Het is belangrijk dat eenmaal geknotte wilgen regelmatig opnieuw geknot worden, omdat de anders te dik wordende loten na een aantal jaren de boom uit elkaar scheuren. Nu de vraag naar wilgentenen afneemt, wordt dit werk vaak door vrijwilligers gedaan die de Knotwilgen als zodanig willen behouden.
Knotwilgen bieden door hun dichte kruin en hun vaak holle stam ook veel nest- en schuilgelegenheid voor vogels, marters, vleermuizen en insecten. Zij verrijken daarom vaak de fauna van een gebied.
Kronkelwilg
De takken en twijgen van de Kronkelwilg zijn bochtig gedraaid en het groene blad is gekruld. De takken zijn populair voor het versieren van bloemstukken en bijvoorbeeld als paastakken. De boom kan zo’n 12 meter hoog worden.
Treurwilg
De Treurwilg vind ik zelf eén van de mooiste bomen; een solitaire boom langs de waterkant met ‘treurende’ takken die boven het water hangen zorgt veelal voor een prachtig beeld.
Toepassing
De schors van enkele soorten, zoals de Amandelwilg en Schietwilg, bevatten salicine, dat lang geleden werd gebruikt als pijnstiller. Er werd daarvoor op de wilgenbast gekauwd of er werd een drank van getrokken. Salicine wordt ook gebruikt als looistof, voor het looien van leer. Wilgenhout wordt net als het hout van populieren gebruikt voor het maken van klompen en papier.
Om een windmolen af te remmen wordt een ‘vang’ bestaande uit blokken wilgenhout gebruikt. Voor de teelt van wilg als biobrandstof is sinds kort zaad van enkele snelgroeiende rassen beschikbaar. De houtskool van de wilg wordt gebruikt in buskruit; het heeft een veel hogere verbrandingssnelheid dan bijvoorbeeld barbecue-houtskool.
Ziekten en plagen
Wilgen kunnen te lijden hebben door ziektes en plagen. Eén van de meest voorkomende ziektes is de ‘watermerkziekte’ die de vaten van de boom verstopt, waardoor delen van de boom of hele bomen afsterven. Hierdoor worden wilgen veelal niet ouder dan veertig à vijftig jaar. De wilgenhoutrups leeft in en van wilgenhout. Door het vreten van een uitgebreid gangenstelsel worden de takken en stam van de wilg ernstig verzwakt. Bij de teelt van wilgentenen kunnen insecten heel wat schade aanrichten.
Wilg in de taal
De wilg komt voor in het spreekwoord: De lier aan de wilgen hangen, oftewel: stoppen met bepaalde bezigheden. Oorspronkelijk had dit betrekking op de poëzie, waarbij een lier (harp) voor de muzikale omlijsting werd gebruikt. De uitdrukking vindt zijn oorsprong in de Bijbel; betreffende Psalm gaat over de Babylonische Ballingschap.
Tijdens deze ballingschap, die plaatsvond in de 6e eeuw v.Chr., werd het Israëlische volk uit de voor hen heilige stad Jeruzalem verbannen.
Bijgeloof
Volgens het bijgeloof zou de wilg een sterke magische lading hebben. Bij de Germanen was de boom een symbool van de dood. Heksen zouden in de kruinen van de wilgen rusten. Vroeger maakte men daarom fluitjes uit wilgenhout om heksen en duivels te verjagen.
Een gebruik bij voodoo-praktijken is een knoop leggen in een wilgentak. Daarmee zou men van op afstand iemand anders in het nauw kunnen drijven.
——
Deze tekst is geschreven door een vrijwilliger van Gezond Natuur Wandelen.
——
Tags bij dit artikel: